Uitleg over de Simple Present en gratis oefeningen
De simple present, present simple of present indefinite is de onvoltooid tegenwoordige tijd in de Engelse taal.
Deze tekst geeft uitleg over hoe en wanneer je de present simple gebruikt. We kijken naar zowel regelmatige als onregelmatige werkwoorden. Verder kun je ook veel voorbeelden bekijken.
Gratis oefeningen:
Wil je direct oefenen? Kies dan één van de volgende oefeningen. Mocht je eerst nog uitleg willen lezen, scrol dan verder!
Oefen met bevestigende zinnen:
- Oefening 1 (Sleep de woorden naar de juiste vakjes)
- Oefening 2 (Sleep de woorden naar de juiste vakjes)
- Oefening 3 (Invuloefening)
- Oefening 4 (Invuloefening)
- Oefening 5 (Multiple choice) (Externe link)
Oefen met vragende zinnen:
- Oefening 1 (Invuloefening)
- Oefening 2 (Invuloefening)
Oefen met do/does en don’t/doesn’t:
- Oefening 1 (Multiple choice)
- Oefening 2 (Multiple choice)
- Oefening 3 (Multiple choice)
Oefen met uitzonderingen:
- Oefening 1 (Invuloefening)
- Oefening 2 (Invuloefening)
Wanneer gebruik je de present simple?
Je gebruikt de simple present in één van de volgende situaties:
Situatie | Voorbeeld |
Feiten | Grass is green Dogs like meat |
Gewoontes | Tim always walks to school I always run to school |
Dingen die vaak/regelmatig voorkomen | Every monday I go to the store Every tuesday I visit my grandmother |
Afspraken in de nabije toekomst | The bus leaves today at 10 AM The lesson starts at 11 AM |
Dingen die nu bezig zijn | I am here now I need help now |
Signaalwoorden
In een zin met de simple present, worden vaak veel signaalwoorden gebruikt. Denk hierbij aan:
- Never, always, often, sometimes, usually
- Every day, every monday, every week, every month
- Usually, frequently, normally, now and then, occasionally, rarely
Hoe gebruik je de present simple?
Kijk eens in de tabel hieronder naar hoe je de simple present gebruikt bij het werkwoord to speak (spreken).
Zoals je misschien ziet, krijgen werkwoorden bij he/she/it een -s achter het werkwoord. Dit noem je de SHIT-regel. Zo schrijf je he speaks en niet he speak.
Enkelvoud: | |
I speak Dutch | Ik spreek Nederlands |
You speak Dutch | Jij spreekt Nederlands |
He speaks Dutch | Hij spreekt Nederlands |
She speaks Dutch | Zij spreekt Nederlands |
It speaks Dutch | Het spreekt Nederlands |
Meervoud: | |
We speak Dutch | Wij spreken Nederlands |
You speak Dutch | Jullie spreken Nederlands |
They speak Dutch | Zij spreken Nederlands |
Onregelmatige werkwoorden
Bij onregelmatige werkwoorden gaat het net een beetje anders. Denk hierbij aan to be (zijn) en to have (hebben). Kijk maar naar het voorbeeld:
Zoals je ziet worden deze werkwoorden anders vervoegd. Dit moet je dus stampen. Gelukkig zijn het er niet heel veel.
To be:
Enkelvoud: | |
I am | Ik ben |
You are | Jij bent |
He is | Hij is |
She is | Zij is |
It is | Het is |
Meervoud: | |
We are | Wij zijn |
You are | Jullie zijn |
They are | Zij zijn |
To have:
Enkelvoud: | |
I have | Ik heb |
You have | Jij hebt |
He has | Hij heeft |
She has | Zij heeft |
It has | Het heeft |
Meervoud: | |
We have | Wij hebben |
You have | Jullie hebben |
They have | Zij hebben |
Simple present bij vragen
Zie hieronder het voorbeeld om te zien hoe je vragen kan stellen met de present simple en hoe je daarop antwoord kan geven met de present simple.
Vragen met to do:
Interrogative (vragend) | Affirmative (bevestigend) | Negative (ontkennend) |
Do I know? | I know | I do not know |
Does he/she/it know? | He/she/it knows | He/she/it does not know |
Do we know? | We know | We do not know |
Do you know? | You know | You do not know |
Do they know? | They know | They do not know |
Uitzonderingen present simple
Werkwoorden die eindigen op -y
Als het werkwoord op -y eindigt, verandert dit bij he/she/it naar -ies. Kijk naar het voorbeeld. Let op, dit is niet altijd het geval.
I fly | He/she/it flies |
I cry | He/she/it cries |
Dit is niet het geval als er een klinker voor de -y staat:
I play | He/she/it plays |
I betray | He/she/it betrays |
To go
Werkwoorden als to go en to do, krijgen een -es op het eind bij he/she/it. Voorbeeld:
I Go | He/she/it goes |
I do | He/she/it does |
To can
Bij het werkwoorden als to can (kunnen), geldt de SHIT-regel NIET. Zie het voorbeeld:
Enkelvoud: | |
I can | Ik kan |
You can | Jij kan |
He/she/it can | Hij/zij/het kan |
Meervoud: | |
We can | Wij kunnen |
You can | Jullie kunnen |
They can | Zij kunnen |